Diary note 23: Villa Verdi

Several miles outside Busseto one can still visit the country-house where Giuseppe Verdi spent the last fifty years of his life. In view of the continuing respect for Verdi in Italy and the assured staging of his compositions elsewhere, one would  expect the Villa Verdi to be frequently visited. But no vehicle was parked in the spacious parking lot, where the grass was waiting to be cut. The walk of a few hundred yards to the house was unhindered by traffic. At the garden-door a notice informed that the next visit would take place within the hour. You were also asked not to ring the bell, probably because descendants of Verdi are still living there. Behind a wall one could hear the voice of some gardener and the sound of his mowing machine. We decided to wait in the shade.

The main building stands sideways to the road. One assumes in the past this short side would have been alive with messengers and purchases arriving and personnel getting in or out. But the basic impression would have been the same: the house and its owner turned away from the world. As a kind of sluice a porters- lodge was visible through a half open window. Sometime ago this part of the facade must have been covered by an enormous vine, now dead, of which the branches had not been removed. If there was anything the house of the country’s most famous composer communicated, it was the wish to be left in peace. The villa was a retreat.

As promised the garden door was opened exactly at 11.45 a.m. by Cristina, who would be our guide. She looked up and down the road, saw only the two of us, and greeted us formally but friendly. She had memorized the text in English carefully, but was also ready to cope with my Italian. We started the walkabout, she turning on the lights room by room. In the background a suitable selection of the masters compositions was provided. We were a threesome altogether, the visit was scheduled for three quarters of an hour, so there was time enough to dawdle and ask questions. Soon it became clear that for Cristina the master was still a living presence. She was born nearby and moreover not just an audiotour. She held her own views.

I should admit that Verdi pleased me immediately as the inhabitant of the house. Once the turn away from the crowd accomplished, he had made sure of daily contact with his garden, with nature. He had placed his workspace, but also his sleeping and dining facilities directly on the ground-floor. He was able to circulate freely and on one level among his flower beds and shrubs, his piano’s and desks, and even the beds of himself and his wife. In modern terms it created something like a bungalow embedded in a castle. I assume the personnel must have slept on the first floor, the piano nobile, traditionally the master’s level. The man was strong-minded.

This wilfulness also showed itself in his quest for silence. There stretched a considerable park around this private area. He had all paths covered by fine sand brought from a nearby river, I suppose the Parma. So little would be heard when somebody was walking such a soft cover. He himself would make no sound when he went for his frequent walks. In the middle of the park Verdi had ordered the digging of a deep (no less than seven meters) pond. He had surrounded it with native American  firs to strengthen the banks. There he would drift around in a small boat and fish. His spouse shared his botanical interests as could be noticed in the reference library of her bedroom.

So it does not jar when you are told that Verdi was a diligent landowner, with much involvement in his farmers. And also fond of a light home-grown wine. The man was a gifted administrator and businessman and thus  fortunate. His collection of music, written by hand, shows an orderly mind. He faithfully copied the music of others. The sheets fill whole shelves in his office, uniformly bundled and bound. The man was rich. He owned a stable with horses and carriages, and added motorcars later on. He would regularly drive up to Milan, the regional capital, in his own vehicle and even once made a journey of several months with a caravan of three private cars to Saint Petersburg, at the invitation of the Tsar.

He died in Milan. Under Mussolini in the thirties a replica of the hotel-room where he died was installed in the villa as a setting for his deathbed and a few paraphernalia. It is the only part of the villa that does not fit.

 

dagboekaantekening 23: Villa Verdi

Op enkele kilometers buiten Busseto bestaat nog steeds het landhuis waar Giuseppe Verdi de laatste vijftig jaren van zijn leven doorbracht. Je zou verwachten, gezien het blijvende respect in Italië en het vaste repertoire daarbuiten, dat de Villa Verdi druk wordt bezocht. Maar op de ruime parkeerplaats was geen voertuig te zien en het gras leek toe aan een beurt. De enkele honderden meters naar het huis werden afgelegd, ongestoord door verkeer. Op een zijdeur was te lezen dat de volgende rondleiding plaats zou vinden binnen een uur. Je werd verzocht niet aan te bellen, wat samenhangen kan met het feit dat de villa deels nog door zijn nazaten wordt bewoond. Achter een muur klonken de stem van een tuinman en het geluid van een grasmaaier. Wij besloten te wachten in de schaduw.

Het hoofdhuis staat haaks op de weg. In het verleden, toen het er drukker was met post en boodschappen en personeel, zal niettemin de indruk dezelfde zijn geweest: het huis en zijn eigenaar keerden de rug toe naar de wereld. Een raam, dat openstond, toonde als sluis een soort portiersvertrek. De gevel werd in het verleden begroeid door een enorme wijnank, die nu dood was, en waarvan de stammen niet waren verwijderd. Als het huis van de meest beroemde componist van het land iets meedeelde, was het de wens met rust gelaten te worden. De villa was een retraite.

Precies om 11.45, zoals beloofd, werd de tuindeur geopend door Christina, verantwoordelijk voor de rondleiding. Zij keek de landweg in beide richtingen af, zag niemand dan ons beiden, en groette vriendelijk, maar vormelijk. Zij had de tekst in het Engels met zorg ingestudeerd, maar bleek ook met mijn Italiaans uit de voeten te kunnen. Wij begonnen onze rondgang, waarbij zij steeds per kamer het licht aanknipte. Een bijpassende selectie van Verdis composities viel op de achtergrond te horen. Wij waren gedrieën, de rondleiding duurde driekwart uur, er was ruimschoots tijd tot treuzelen en vragen. Het was duidelijk dat de figuur van de Grote Meester voor Christina nog altijd leefde. Zij was vandaar, en ook geen audiotour. Ze had haar eigen mening.

Ik moet zeggen dat Verdi als eigenaar mij onmiddellijk beviel. Eenmaal afgekeerd van de mensen, wilde hij direct contact met zijn tuin, de natuur. Hij had zijn werkruimtes, maar ook zijn slaap en eetruimte, geplaatst op de begane grond en kon ongehinderd rondwandelen tussen zijn planten en perken, zijn piano’s en schrijftafels, en zelfs het bed van hemzelf of van zijn echtgenote. Het had wel iets van een moderne bungalow, ingebouwd in een kasteel. Het personeel moet hebben geslapen op de piano nobile, de eerste verdieping, doorgaans bestemd voor de familie. De man was volstrekt eigenwijs.

Dit eigenmachtige bleek ook in zijn streven naar stilte. Het aanzienlijke park dat grensde aan dit private gebied had alle paden bedekt gezien met fijn zand, uit de naburige rivier (ik neem aan de Parma). Zo viel niets te horen wanneer iemand over zo een zacht tuinpad liep. Ook hijzelf maakte geen geluid, die frequent daar rondging. In het midden van het park liet Verdi een aanzienlijke vijver uitgraven, tot op niet minder dan zeven meter diepte en omgeven door selecte Amerikaanse moerascipressen, die de oevers in stand hielden. Hij voer daar rond in een bootje en viste. Zijn vrouw had eveneens botanische interesse zoals blijkt uit de handbibliotheek in haar slaapvertrek.

Het is dus geen breuk in het beeld als je hoort dat Verdi een nijver grootgrondbezitter was, met veel aandacht voor zijn boeren en met een eigen geperste favoriete jonge wijn. De man was een goed administrator en zakenman en dus rijk. Zijn handgeschreven muziekwerken, hij schreef ook uit werken van anderen over, tonen een ordelijke geest. Zij vullen hele boekenplanken in zijn werkvertrek, uniform gebundeld en gebonden. De man was bemiddeld. Hij had een eigen paarden- maar later ook autostal. Hij reed geregeld met eigen vervoer in een dag naar het belangrijke Milaan en eens met een particuliere karavaan van drie mobielen op uitnodiging van de Tsaar voor drie maanden naar St. Petersburg.

Hij stierf in Milaan. Op initiatief van zijn stamhotel is in de jaren dertig, dus onder Mussolini, in de villa een replica van zijn sterfkamer ondergebracht als entourage voor het sterfbed en wat parafernalia. Het is het enige dat detoneert.