Zeven vragen voor Europa

Op 9 oktober 2014 heeft Adriaan van der Staay een toespraak gehouden waarin hij zichzelf en zijn toehoorders zeven vragen voorlegde. De bijeenkomst vond plaats in Sociëteit De Witte in Den Haag. Hierna is deze toespraak gepubliceerd in de december-nieuwsbrief op de website van de Europese Beweging.

Europa verkeert in uitzonderlijke omstandigheden.
De veranderde internationale situatie maakt een fundamentele herbezinning nodig. Daarvan zijn velen inmiddels overtuigd.
In de laatste decennia hebben Europa en  Nederland vaak gehandeld vanuit een aantal vaste veronderstellingen. In de Oudheid werden zulke voorbeelden of modellen paradigmata genoemd. Ik heb zeven van deze paradigmata voor bezinning uitgekozen.
Bij iedere veronderstelling, zal ik proberen een concreet voorbeeld, een casus, te geven die aannemelijk maakt dat het handelingspatroon moet worden herbezien, omdat het niet meer lijkt te passen bij de huidige omstandigheden.

Paradigma 1: Een wereld zonder vijanden
Na het langdurige machtsevenwicht in Europa, dat duurde tot 1989, leek rond 2000 de wereldvrede uitgebroken. De Amerikaanse politicoloog Francis Fukuyama meende dat de geschiedenis nog maar één toekomstig ontwikkelingsmodel zou kennen: een mengsel van markt en democratie. Na de val van het communisme had het westerse model geen echte vijanden meer.
Hij besteedde nauwelijks aandacht aan niet-communistische bewegingen die dit model afwezen. Ze waren dan ook betrekkelijk nieuw. De fundamentele verwerping van het Westen door de Iraanse revolutie in 1979, tien jaar voor 1989, bleef bij hem niet meer dan een kanttekening. Toch was verwestering de voornaamste reden geweest waarom Khomeini tegen de sjah complotteerde. Hij verwierp de westerse beschaving principieel en zocht naar een moderne, maar islamitische staatsvorm. Zo kwam hij tot een theocratisch alternatief, dat op dat moment in Iran door weinigen gedeeld werd. Dat werd anders toen hij aan de macht kwam.
Sindsdien, en dat is mijn casus, heeft zich bij het antiwesterse theocratische denken van de Sjiieten ook een aantal Soennitische bewegingen gevoegd: de Moslim broederschap, Al Qaeda, het Kalifaat, die allemaal de westerse cultuur en zelfs de tolerante islam tot vijand verklaren. Zij komen ditmaal voort uit de hoofdstroom van de islam.
Het kan niet genoeg worden benadrukt: deze bewegingen zijn niet orthodox, maar modern. Zij zijn fundamentalistisch omdat zij de westerse beschaving als zodanig de oorlog verklaren, niet omdat zij zich beroepen op het verleden.
Het westen heeft het paradigma gehanteerd, dat het geen fundamentele vijanden kent. Alles was een kwestie van tijd en achterstallige ontwikkeling. Veel ressentiment werd verklaard uit gerechtvaardigde nationale of individuele grieven. De situatie is nu anders: de fundamentele vijandschap is een geopolitieke machtsfactor geworden. De vijandschap vraagt om een antwoord. Hoe daarmee om te gaan?
Allereerst zou men zich kunnen bezinnen op het begrip vijand, en hoe het te onderscheiden van tegenstanders, concurrenten of tegenspelers.
Dit is geen nieuw probleem. De rechtsgeleerde ideoloog van het nazisme, Carl Schmitt, meende dat alle politiek gebaseerd is op een vriend/vijandbegrip. Hij meende dat de moderne staat gebaseerd is op het uitbannen van interne en externe vijanden. Hij schreef na de Tweede Wereldoorlog opmerkelijke boeken over de partizanenstrijd en over het geopolitieke stelsel van Amerika.
Sinds de aanslag op het Wereldhandelscentrum in New York en de verklaring van een War on Terrorism door president Bush steeg het aantal referenties van Amerikaanse juristen aan het denken van Schmitt aanzienlijk.
Is er een alternatief staatsbegrip denkbaar dat niet gebaseerd is op vijandschap en toch een zelfverklaarde vijand weerwoord biedt?
Vervolgens dient men zich bezig te houden met de politieke aanpak. Moet men onderhandelen met een vijand die verklaart je eigen ondergang na te streven, en zo ja, hoe? Moet je bij voorbeeld de ondergang van je onderhandelingspartner bevorderen? Moet men vijanden van onze zelfverklaarde vijanden niet zien als onze medestanders? Tenminste zolang zij zich zelf niet als vijanden van het Europa ontpoppen?
Een wereld met vijanden vraagt andere modellen, dan een wereld van potentiële vrienden.

Paradigma 2: Het primaat van diplomatie
Na de onvoorwaardelijke overgave van de toenmalige vijanden Duitsland en Japan organiseerden de geallieerden, waaronder China en Rusland, een nieuwe wereldorde. De Verenigde Naties zouden agressie uitbannen. De VN ontwikkelde in de loop der jaren een habitus, niet van oorlog voeren, maar van vredelievende interventie. In het algemeen gold het primaat van de diplomatie tussen staten. Dit kreeg vorm in deëscalatie, bemiddeling , hulp. Herman Schaper heeft daarvan de oorzaak aangewezen: de verlamming van de Veiligheidsraad als instrument om een agressor militair te bedwingen.
Maar wat als leden van de VN opnieuw het primaat van de wapenen hanteren? De casus van Georgië en de Krim toont aan dat voor de agressor militaire interventie loont. Rusland veroverde militair delen van andere naties, zonder dat de eis van ontruiming krachtig klinkt. Na de verovering van de Krim volgde geen militaire reactie, bij voorbeeld in de vorm van de blokkade van Sebastopol door een westelijke vloot. Toch geeft de militair strategische doctrine van Rusland expliciet aan dat het doel van de Russische herbewapening is, de westerse zeemacht uit de Zwarte Zee te kunnen verdrijven. In hun reactie op de annexatie verklaren bovendien voorname westerse landen bij hoog en bij laag dat Rusland geen militaire interventie te vrezen heeft, slechts diplomatieke en economische uitsluiting.
Is het niet beter naast aan de diplomatieke weg ook aan het militaire middel te denken? Dit is taboe. Toch is het niet ondenkbaar dat de rebellen in de Oekraïne inmiddels de wapens zouden hebben neergelegd als de NAVO onmiddellijk en gericht, dat is beperkt, op verzoek van de Oekraïne en binnen de staatsgrenzen van dat land, militair had in gegrepen door het uitschakelen van de drie Russische Buk- installaties, die het internationale luchtverkeer ontregelen.

Paradigma 3: Amerika beschermt Europa
Na de val van het ijzeren gordijn was voor West- Europa de NAVO het antwoord. Amerika stond garant voor de defensie van Europa. In reactie op ongelukkige oorlogen in andere werelddelen hebben de VS sindsdien een aanzienlijke terughoudendheid ontwikkeld om militair te interveniëren. Dit is overigens nog geen isolationisme, getuige o.m. de expliciete strategische zorg van de VS over de groeiende spanningen in de Chinese Zee. Of de bereidheid van de VS om uit humanitaire overwegingen te interveniëren in het Nabije Oosten.
De Amerikaanse veiligheidsgarantie stelde, zolang zij duurde, Europa in staat inzake veiligheidskwesties parasitair te handelen en ook in totale afhankelijkheid van Amerikaanse inzichten en beslissingen. Dit bleef in Amerika niet onopgemerkt, en leidde tot een zeker dédain voor Europa.
De casus is, dat de meest acute oorlogshaarden zich momenteel juist aan de grens van Europa bevinden. De dreigende omsingeling van Europa door vijandige staten, in de Sahara, in Libië, Syrië, andere delen van het Midden-Oosten, en door het autoritaire en neo-imperialistische Rusland, doet de vraag rijzen of de Amerikaanse bescherming wel voldoende garantie biedt. Europa als geheel blijkt uiterst zwak in haar militaire antwoord op oorlogshandelingen en laat de actie over aan individuele staten of de NAVO. Men kan het ook harder uitdrukken: militair strategisch is Europa een vacuüm gebleken dat door anderen, vriend of vijand, militair opgevuld wordt. Europa is blind voor de buitenwereld en heeft met name een blinde plek voor zelfverdediging.
Moet Europa niet op zijn minst in staat zijn de eigen grenzen te beschermen, om te beginnen in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee?

Paradigma 4: Verdediging in plaats van aanval
De NAVO was en is een defensieve alliantie gebaseerd op de gedachte van verdediging van het eigen gebied. Europese landen namen weliswaar op andere continenten deel aan Amerikaanse oorlogen, maar ook deze werden gemotiveerd als defensief. Een offensieve strategie was in Europa taboe.
Het probleemgeval is opnieuw de heilige oorlog, de jihad, ingegeven en geleid door de gedachte dat strijd moet worden gevoerd tegen het ongelovige deel van de planeet. Het vervelende is dat dit geen fantasie is. Het agressieve leger van het Islamitische Kalifaat wordt misschien voor een vijfde uit het Westen gerekruteerd. Het is reëel om de verklaringen ernstig te nemen dat het Kalifaat de oorlog naar de straten van Londen en Parijs zal verleggen. Ook Al Qaeda’s leider Al Zawahiri tracht ISIS ervan te overtuigen niet in de eerste plaats moslims maar westerlingen te vermoorden. De westerse publieke opinie is geneigd te vergeten dat deze opzet niet iets van de toekomst is, maar al jaren een praktijk, als men denkt aan terroristische aanslagen en politieke moorden in Parijs, Madrid, Londen , Amsterdam of Antwerpen.
Zou het niet rationeler zijn om deze niet door het Westen gewenste oorlog te voeren buiten Europa? De defensieve reactie om deze vijand pas te bestrijden als hij zich in Europa manifesteert, lijkt te simpel. Te wachten op terugkeer van de jihadisten naar Europa, terwijl in het Nabije Oosten hun basis blijft bestaan, oogt contraproductief.
Sinds kort motiveert Berlijn zijn steun aan de Pesh Merga in Koerdistan met het argument dat dit aanslagen in Duitsland kan voorkomen. Dit is niet onbegrijpelijk als men zich realiseert dat buiten Turkije München de grootste Turkse stad ter wereld is. Het Duitse standpunt impliceert een verandering van defensief naar offensief beleid, in een land dat militair tot dusverre zeer terughoudend was.
Waar vecht Europa liever, in Mosul of in Den Haag?

Paradigma 5: Breed spectrum middel
Passend bij het model van diplomatieke, oplossingsgerichte handelswijzen tussen staten, toont Europa een voorkeur voor positieve politieke “nation building” en negatieve economische sancties. Dit is een breed spectrum middel, dat hele staten en hun bevolkingen betreft en waarvan de werking tijd vergt. Men hoeft deze middelen niet overboord te gooien om zich toch bewust te worden van een fundamentele zwakte ervan.
De kenmerkende veronderstelling is, dat er een zekere eenheid tussen de bevolking en haar regering zou bestaan. In veel staten zijn de regeringen echter in handen van politieke, militaire, etnische of religieuze minderheden, en dus niet uitdrukking van meerderheden. In niet- westerse gebieden zijn bevolkingen anders gezegd vaak onmachtig om op de leiding van hun staat invloed uit te oefenen. Bovendien kan een breed spectrum middel de meerderheid meer treffen dan de heersende minderheid. Het geeft de minderheid een argument om de bevolking tegen de buitenlandse sancties te keren.
Is het daarom niet wenselijk over te gaan tot een smal spectrum beleid, daar waar actie op korte termijn noodzakelijk is? En specifiek de leiders aan te pakken?
Mijn casus komt uit Afrika, en wel Nigeria. Daar lijdt de bevolking sinds jaren onder een terreurbeweging, die principieel vijandig staat tegenover het Westen. Deze beweging is niet gezichtsloos. De leider van Boko Haram is bekend. Europa bejammert het ontvoeren van vierhonderd meisjes van een christelijke school et cetera., maar neemt de psychopathische leider van deze mensenroof niet in het vizier.
Is niet een doelmatiger en humaner om de leider van deze terreurgroep te elimineren?
Obama heeft, zoals bekend, deze handelswijze tegen heug en meug geaccepteerd, maar in Europa blijft het vermoorden van oorlogsmisdadigers taboe.

Paradigma 6: Volksverhuizingen zijn humanitaire problemen
Ten dele uit postkoloniale schuld gevoelens heeft Europa op ernstige problemen in Afrika of Azië gereageerd met het aanbieden van hulp, mits de betreffende landen daarom vroegen. Deze ontwikkelingshulp heeft niet verhinderd dat in een aantal landen conflicthaarden ontstonden, die tot enorme volksverhuizingen leidden.
De reactie van internationale organisaties daarop is het stichten van tijdelijke vluchtelingenkampen. Inmiddels is het beheer van vluchtelingenkampen een permanent bedrijf geworden, omvangrijker dan sommige Europese staten. Op de korte termijn lijkt de enige rationele oplossing om aan deze vluchtelingen- kampen te ontkomen, zowel voor de vluchtelingen als voor de internationale organisaties, migratie.
De casus is Irak. Een naburige casus is Syrië. Agressie leidt daar tot een verplaatsing van bevolkingen op grote schaal, wat weer leidt tot blijvende humanitaire noodsituaties. Een groot deel van de toenemende migratie in de richting van Europa is vluchtmigratie. Hele etnische groepen zoeken bescherming in Europa en elders. Europa reageert defensief met het versterken van de buitengrenzen en een betere regeling van de opvang van vluchtelingen binnen Europa. Vluchtelingen worden als individuele gevallen bezien.
Is het niet beter ervoor te zorgen dat de recent van huis en haard beroofde Irakezen, Syriërs en andere verdrevenen kunnen terugkeren naar de gebieden van origine, dan het scheppen van tentenkampen? Dit veronderstelt interventie in de landen van herkomst, en het scheppen van door Europa beschermde buffergebieden..
Gaza is een voorbeeld van een humanitaire oplossing gesteund door de VN en de EU, die uitgroeide tot een permanent gevaar voor de omgeving en financieel een bodemloos gat.
Welke lange termijnstrategie heeft Europa voor de vluchtelingen kampen die miljoenen mensen huisvesten, maar geen uitzicht bieden op een normaal bestaan?

Paradigma 7: Europa staat voor waarden
Zoals Jonathan Israel betoogt, is de ideologische grondslag van het moderne Europa te vinden bij de Verlichting. De politieke uitwerking hiervan was de ideologie van de Franse revolutie in de formule, vrijheid, gelijkheid, broederschap.
De interne casus is, dat deze waarden vaak illusoir zijn als men kijkt naar westerse acties. Vrijheid wordt beperkt door technologische controle van onschuldige burgers, gelijkheid door de zelfverrijking van commerciële groepen, de medeburgerlijke broederschap door vijandschap van maatschappelijke, etnische of religieuze aard.
Ook manifesteren zich binnen Europa ideologen die een modern autoritair denken voorstaan. Staat Europa nog wel van harte voor de waarden van de Verlichting en is zij bereid daarvoor offers te brengen?
De meest fundamentele anti- Verlichtings ideologie komt uit Rusland. Deze externe casus is niet nieuw, vaker heeft Rusland de eigen identiteit gedefinieerd als anti-Europees. Poetin vreest niet zozeer de Europese Unie, die voor hem in de praktijk voornamelijk uit hypocrisie en retoriek bestaat. En bovendien niet het lef heeft een staat te willen zijn. Veel meer dan het geopolitiek zwakke Europa vreest hij de ideologie van Europa: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Speciaal het laatste begrip, broederschap, krijgt extra betekenis door de omhelzing van het vijandschapsbegrip van Schmitt in het neo-euraziatische denken.
Populistische bewegingen en autoritaire leiders in Europa blijken welkome medestanders voor de autoritaire ideologie van de leider van Rusland.
Wat te doen? De hand in eigen boezem steken? Het Verlichtings-evangelie opnieuw uitdragen? Radio Vrij Europa stichten? Is het een methode om Europese waarden te verdedigen door vijanden ervan uit te bannen uit het politieke proces?
De Hongaarse regering is medestander van wie tegen een sterk Europa en voor een autoritaire nationale staat is. In Hongarije vertegenwoordigen antiliberale autoritaire politici ongeveer een vijfde van het electoraat. Hoe op de Hongaarse situatie te reageren?
Of nog principiëler: valt tegenover de staatstheorie van de vijandschap een staatstheorie te stellen, die uitgaat van broederschap?